Stilte als Bron van Kracht – Deel 1

door Alec Corper. Sensei en hoofdinstructeur Itten Suginami Aikikai

In het beginstadium van aikido training wordt vaak geleerd en uitgelegd hoe grote, cirkelvormige bewegingen zorgen voor kracht in de technieken. Hoewel dit zonder meer waar is, zeker voor mensen die kleiner of niet zo sterk zijn, staat het ook een dieper begrip in de weg van de aard van getordeerde ofwel spiraalvormige kracht.

Grote bewegingen kunnen gebruikt worden om vormen aan de buitenkant te bestuderen, maar in tegenstelling tot spiralen zijn cirkels niet gericht op penetratie of absorptie. Ze zijn slechts zelden echt effectief voor het beoefenen van vechtkunst. Bij overmatige fysieke intentie ontstaat altijd overstrekking, iets waar in worsteltechnieken dankbaar gebruikt van wordt gemaakt. Onvoldoende intentie daarentegen betekent dat je fysieke ‘frame’ of structuur steeds op het punt staat in elkaar te zakken. Wanneer een opgeblazen ballon ingedrukt wordt, blijft die opgeblazen, want de druk verandert wel de vorm maar niet de ‘tensegrity’ (tensional integrity) oftewel de spanningsintegriteit. Deze interne, expansieve energie moet door de structuur van het skelet en van het daarmee verbonden weefsel in evenwicht worden gehouden en beheersd worden.

Het doel van aikido training zou niet de beheersing van het programma aan technieken moeten zijn, maar de ontwikkeling van een aiki lichaam, een verruimd frame rondom een gecomprimeerde kern. De waza (techniek) kan voor dit doel gebruikt worden, als een middel dus, in plaats van als een serie routines die uit het hoofd geleerd dienen te worden. Het oefenen van technieken bestaat dan eigenlijk uit het kiezen en isoleren van specifieke situaties, waarbij de focus ligt op de meest optimale respons. Er is dus slechts één correcte respons voor iedere situatie. Aangezien situaties continu veranderen, leidt het steeds opnieuw herhalen van dezelfde techniek in verschillende situaties tot bewegen uit gewoonte, wat in iedere opvatting van vechtkunst zinloos is, maar het kan ook leiden tot een zoektocht naar de onderliggende principes.

Er wordt vaak gesproken over het belang van trainen met een tegenstander die weerstand biedt om zo de technieken uit te kunnen testen, om te leren ‘hoe je een techniek succesvol kunt toepassen’. Voor mij komt dit neer op vierkante spijkers in ronde gaten proberen te slaan, omdat je alleen maar vierkante spijkers hebt of omdat de tijd ontbreekt om de juiste spijkers te zoeken. Tegenstand in aikido zou je moeten leren wat je niet moet doen, in plaats van een toch al verkeerde reactie te gaan versterken door het gebruik van nog meer kracht en snelheid.

Een ander aspect van deze training is het onderscheid tussen 3 verschillende kenmerken van bewegen: extern, intern, en bewegen in jezelf terwijl je in de ruimte beweegt. Dit kun je het beste in de praktijk leren, maar we kunnen ze hier wel enigszins omschrijven:

Externe beweging, in het algemeen gekenmerkt door de nadruk op het werken met voeten en handen. Je leert zo om de optimale plaats in de ‘ruimte’ in te nemen, hier wordt in het Japans soms naar gerefereerd als ma-ai, de combatieve afstand en hoek. Deze training is heel waardevol voor je zintuigen, maar deze vorm van extern bewegen neigt ertoe om te langzaam te zijn. Bij een normale beweging die met de voorste voet begint, blijft de lichaamsmassa te lang boven de ondersteunende voet hangen – en waar de massa van het lichaam is zal zich ook het hoofd bevinden! De moeilijkheid om de lichaamsmassa snel genoeg van de uitgangspositie te bewegen, wordt bij veel vechtkunsten opgelost door het blokkeren van de aanval met de handen.

Nogmaals, deze externe vorm van bewegen, d.w.z. met ledematen door de ruimte zwaaien, kan zeer effectief zijn. Je kunt altijd beter met een van je ledematen blokkeren dan met je hoofd! Voor alle duidelijkheid: je zult in een fysieke gevechtssituatie bijna altijd gedwongen zijn om extern te bewegen. Er kunnen uitzonderlijke situaties zijn waarin de ‘brug’ al bestaat (later meer hierover). In die gevallen is het helemaal niet meer nodig om extern te bewegen, mits de persoon geleerd heeft om intern te bewegen.

Bijna alle vechtkunsten beginnen met externe bewegingen. Veelvuldige herhalingen van vaststaande bewegingen, uitgevoerd met steeds grotere snelheid en kracht. Hoe eenvoudiger deze bewegingen zijn, des te groter de kans dat ze toegepast kunnen worden in een situatie met veel adrenaline en beperkte motorische vaardigheden.

Als iemand graag zo snel mogelijk wil leren om zichzelf te verdedigen, is de beste manier om een beperkt aantal technieken te oefenen, in de meest intense sfeer die zij aan kunnen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een militair close combat-gevecht. Leren om een paar stoten te incasseren, met de bedoeling om dichtbij te komen (de brug te maken) en zo het conflict te beëindigen, maakt deel uit en is onderdeel van het externe bewegen. Er zijn hier nog wel wat andere mogelijke complicaties, zoals verborgen wapens, maar dat is een ander verhaal.

Interne beweging, meestal gekenmerkt door de nadruk op stil staan. Je leert om je centrum te bewegen, je geest te concentreren op het hertrainen van je lichaam, zodat je meer gebruik kunt maken van je gehele lichaamskracht in plaats van geïsoleerde spiergroepen. In veel Chinese martial arts (CMA) kom je het oefenen van het staan tegen. Soms wordt het ‘pile standing’ genoemd, of de bal vasthouden, of Santi Shi (3 lichaamshoudingen oftewel hemel, aarde, mens). Deze houding is vergelijkbaar (maar alleen in uiterlijke zin) met kamae, staan alsof je een zwaard in handen houdt. Intern echter kan er juist veel of weinig gebeuren, afhankelijk van de kennis en de intentie van de beoefenaar.

Je kunt dit ervaren door te gaan staan alsof je een grote bal vasthoudt die op je borst en tanden (je fysieke en energetische centrum van zwaartekracht) rust terwijl je voor een boom staat. Stel je nu voor dat je je armen om de boom heen slaat. Begin de boom naar je toe te trekken. Stop met trekken als je te veel spierkracht gebruikt en gespannen raakt. Gebruik meer concentratie (Yi) dan spieren. Als je heel goed let op het moment dat je begint te trekken, dan zul je een verandering voelen in je interne kern, aan de voor- en achterkant, in je boven- en onderbenen, zelfs in de manier waarop je voeten proberen meer grip op de grond te krijgen, zodat je de boom uit kunt trekken. O’Sensei schijnt dit met echte bomen gedaan te hebben, weliswaar kleine maar toch indrukwekkend. Verander nu de positie van je handen door met je handpalmen naar de boom toe te wijzen en duw hem van je weg. Leun niet voorover maar probeer te voelen hoe de boom terugduwt, het tegengestelde gevoel van het terugtrekken in de eerste oefening.

Als het je niet lukt om deze ervaring alleen met je geest te ervaren, zijn hier twee eenvoudige externe ofeningen om je te helpen bewustwording te creëren bij het hergroeperen van je lichaamsstructuur.

Pak een deurkruk vast (maar houd de deur dicht!), houd je lichaam goed rechtop (net zo verticaal als de deur) en trek de deur open. Aangezien de deur niet zal bewegen, zul je jezelf naar de deur toe trekken en de deur trekt als het ware terug. Zet nu je handen op een muur, blijf rechtop staan en duw tegen de muur totdat je voelt dat de muur je terug begint te duwen. Als je het punt kunt herkennen waarop het van je weg duwen een naar je toe trekken werd, en het naar je toe trekken een van je wegduwen, dan ben je in de buurt van je centrum.

Er zijn vele andere manieren en ideeën rond het staan. De meesten zijn gericht op het vertikale en horizontale kruis, de mens tussen hemel en aarde. Ze vergroten ook je bewustzijn van de rol van de zwaartekracht, de functie van het ademen met aandacht en een hele reeks andere, subtiele vaardigheden.

Na het vinden van je centrum volgt het bewegen ervan. Sommige leraren claimen dat het vinden het gevolg is van het creëren van je centrum. Ik denk dat het er grotendeels vanaf hangt of je je centrum definieert als het centrum van je lichaamsmassa of als een energetisch centrum dat al je lichaamsweefsel bij elkaar houdt, als een tweede brein. Als je hierin geïnteresseerd bent, onderzoek dan eens de rol van de nervus vagus.

Hier volgt een oefening om je centrum fysiek te bewegen, zodat je bewustzijn genereert voor je potentiële energie-centrum. Plak een stuk zwart tape op de voorkant van een wit t-shirt vanaf je hals recht naar beneden tot je navel. Houd je hoofd en heupen naar voren gericht. Probeer nu de streep te roteren terwijl je hem in een rechte verticale lijn houdt. Op het moment dat de streep krom begint te trekken, ben je óf je concentratie kwijt geraakt óf je hebt de grens bereikt van de mobiliteit van je weefsel. Dit is slechts een oppervlakkige beschrijving en de oefening heeft eigenlijk meer praktische details nodig. Zo moet je je knieën licht gebogen houden, erop letten dat ze niet opzij buigen, je onderrug ontspannen houden en nog wat meer zaken. Als het je lukt, heb je je centrum bewogen door je centrum-lijn (chushin) te bewegen, waarbij je jezelf kunt waarnemen als een cylinder met een centrale, onbeweeglijke as. Dit is het begin van structureel en energetisch bewegen dat voortkomt uit niet-bewegen.

Een ander aspect van intern bewegen is bewustzijn van je ademhaling en hoe de adem – geleid door bewustzijn – de intentie in het lichaam kan overbrengen. Dit is te complex om in dit blog uit te leggen, misschien komt dit bij een andere gelegenheid aan de orde.
Dit zijn slechts enkele ideeën en methoden die in de interne training gebruikt worden. Er bestaan geen duidelijk zichtbare technieken, tenminste niet in het begin, dit in tegenstelling tot de externe bewegingen in vechtkunsten. Sommige vechtkunsten, zoals Tai Chi en Ba Gua, (althans de overgebleven authentieke scholen) beoefenen vechtkunstbewegingen (extern), terwijl zij zich focussen op de interne beweging van intentie, adem, verbinding van weefsel en pezen, etc. Dat is ook een reden waarom deze kunsten gedurende lange tijd erg langzaam geoefend worden. Tijdens de trainingsfase is het onmogelijk om zowel interne als externe bewegingen gelijktijdig snel uit te voeren.

In jezelf bewegen terwijl je in de ruimte beweegt

Dit is het doel van alle hoogontwikkelde vechtkunsten. Het vermogen om een verbonden structuur van skelet en weefsel te behouden dat energetisch rond een permanent centrum draait. Dat betekent dat handen en voeten op de interne beweging reageren, de beweging in de ruimte komt tot stand als onderdeel van het behoud van de eigen structurele integriteit (kijk of je een korte video kunt vinden van Mifune, 10e dan, wanneer hij gegooid wordt. Hij verlaat de grond en blijft in de lucht in dezelfde houding, landt in deze houding en past meteen een tegenaanval toe – dat is nog eens bewegen in stilte!).

Dit soort training is evenzeer mentaal als fysiek van aard, en vergt concentratie en bewustzijn. In sommige tradities wordt hier ook aan gerefereerd als ‘mindfulness’. Dit vermogen zou je leven moeten verrijken terwijl het de vaardigheid voortbrengt om jezelf te verdedigen. Er is echter geen garantie dat het ontwikkelen van een vergroot lichaamsbewustzijn en mentale helderheid je ook bekwaam maakt in het vechten. In de ruimte bewegen met een tegenstander, in staat zijn om kracht uit te oefenen, in staat zijn om de kracht die op jou uitgeoefend wordt op te heffen, dit alles en meer vereist een vechtkunstsysteem dat het bouwen aan fysieke vaardigheden in het verlengde van interne oefening stelt.

Bewegen in jezelf heeft ook verschillende handelingsniveaus, van subtiele fysieke vaardigheden tot energetische vaardigheden (nog steeds fysiek maar op een heel subtiel niveau, op het vlak van zenuwactiviteit en beweging van de fascia). Een eenvoudig voorbeeld in aikido is de tenkan (roteren of omdraaien) vanuit een (pols)greep, de klassieke aikido respons op een duwende of stotende kracht. Voor de meeste mensen geldt dat zij hierbij extern bewegen en bij de voet beginnen. Probeer in plaats daarvan eerst je tanden te bewegen, en laat pas bij de maximale rek van je weefsel toe dat je je voeten beweegt om je centrum te ondersteunen (dit heeft enige gelijkenis met de ‘drop step’ in het boxen.) Nu begint het probleem. Als het ‘vullen’ van je frame en verbinden van je weefsel niet succesvol was, dan zit je pols na de draai nog steeds stevig vast in de greep. Maar als de oefening van dwarsverbindingen en getordeerde draaikracht (chansi jing of ‘silk reeling’) een natuurlijk geheel geworden is, dan zorgt de rotatie van je centrum ervoor dat de botten en het weefsel van je armen en benen tegelijkertijd meedraaien. Ook hier geldt weer dat dit een wat vereenvoudigde uitleg is; dit vereist meer praktisch werk.

Uiteindelijk is het doel dat al deze interne activiteit een min of meer permanente staat wordt. Je lichaam en geest zijn paraat en vol van getordeerde kracht – als een draak, als de symboliek en metafoor van de traditionele interne vechtkunsten je iets zegt. Als draken niet in jouw wereldbeeld voorkomen, probeer je dan spiraalvormige veren voor te stellen die door dikke snaren als van een boog bij elkaar worden gehouden in plaats van door scharnieren. Nu komen we dichterbij het wezen van de getordeerde kracht of torsie in het hart van aikido.

Einde van deel 1

© Alec Corper / Itten Suginami Aikikai